De volledige GGZ-arrangementen van Praktijk Memo

“Mogen we je binnenkort telefonisch interviewen voor een artikel over Memo?’ mailden we naar Peter Steenkist. De belafspraak werd geprikt en in de agenda’s gezet, maar nog geen vijf minuten later mailde Peter opnieuw: “Is het niet leuker om het face-to-face te doen? Dan kan ik gelijk een rondleiding geven en beleef je zelf hoe het hier is.” Zo gezegd, zo gedaan. Het bleek tekenend voor de Memo-aanpak: alles of niets. In de prachtige stadsboerderij Hoeve Meilust in Bergen op Zoom is geen sprake van half werk. Voor volwassenen en kinderen worden er passende zorgarrangementen opgesteld. Kan Memo zelf geen oplossing bieden, dan zoekt de praktijk verder in de regio. 


Peter en zijn levenspartner Marjon van Rees richtten Praktijk Memo op in 2008. Ze werkten tot dan toe beide als sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen bij een grote instelling. Mede vanuit ideologie wilden zij op een dag iets voor henzelf beginnen. Peter: “We werkten allebei al lang in de zorg, dus dan weet je hoe dingen anders zouden kunnen. In een grote instelling gaat alles wat stroperig en is er niet zoveel ruimte voor innovatie. Wij wilden vooral een plek creëren waar we onze eigen kinderen naar toe zouden brengen. Dat betekende voor ons geen kantoorachtige omgeving, maar een sfeervolle plek waar mensen zich welkom voelen en waar de zorg aansluit op de vraag. Een grote instelling is vaak wat aanbodgerichter, terwijl wij een fundamenteel andere kijk op zorg hebben. De zorgvraag van een cliënt strekt zich namelijk uit over verschillende levensgebieden. Daar moeten wij een passend aanbod voor maken, waarbij we niet alleen een stoornis behandelen maar ook aandacht hebben voor de impact van die stoornis op iemands leven of ontwikkeling.”


Van keukentafel naar stadsboerderij

Kort na de start raakte Memo in een stroomversnelling. Er waren veel aanmeldingen en de tevreden cliënten zorgden ervoor dat het balletje ging rollen. Extra personeel was nodig en vóór Peter en Marjon het wisten werd hun woonhuis – van waaruit zij tot dan toe werkten – in beslag genomen door allerlei medewerkers. Peter blikt terug: “Toen de keukentafel vol zat met secretaresses, wisten we dat het tijd was om een andere locatie te zoeken. Gelukkig liepen we tegen deze stadsboerderij aan. Dat is een belangrijk keerpunt geweest, want deze locatie gaf ons de mogelijkheid om echt passende zorgarrangementen te maken, waarbij we niet alleen behandelen maar ook begeleiden. Een voorbeeld: een volwassene die uitvalt in werk vanwege een depressie, kun je vertellen dat hij elke dag thuis een wandelingetje moet maken, maar dat lukt niet altijd. Hier konden we zeggen: kom hier naar toe, we beginnen met een bak koffie en dan gaan we je hier activeren. Zo ontstond langzaamaan iets van dagbesteding.”

"Een gemiddeld gezin gaat ook niet ieder weekend naar de Efteling"

Peter vertelt verder: “Daarnaast laten we kinderen hier in het weekend ook overnachten, vaak ter ontlasting van de thuissituatie. Op een terrein als dit kun je van alles aanbieden in sport en spel. Ook lopen er paarden rond waar ze lekker mee bezig kunnen zijn. Dat is toch anders dan wat andere aanbieders doen die we kennen. Die gaan in het weekend naar de Efteling toe, maar dan zeggen wij: dat is eigenlijk niet een normale gang van zaken, een gezin gaat niet iedere week naar de Efteling. Wij willen vooral normale dingen doen, zoals samen lekker eten, soep maken, spelletjes doen. Er zijn kinderen die thuis nooit spelletjes doen, die kennen dat helemaal niet. En zelf soep maken? Nog nooit gedaan. Dus dat doet iets in de beleving van die kinderen. We willen dat het een veilige omgeving voor ze is, waarin ze zich gerespecteerd voelen, zonder dat ze steeds becommentarieerd en bekritiseerd worden op hun gedrag. Dat gebeurt natuurlijk vaak: zit eens stil, doe normaal, doe eens mee. Hier kunnen ze lekker zichzelf zijn.”


Begeleid wonen en gezinshuizen

Soms is een thuissituatie niet meer houdbaar en moet er worden uitgekeken naar een andere woonplek voor kinderen en jongeren. Na de oprichting van Memo kwamen dat soort vragen regelmatig op Peter en Marjon af. Zij gingen dan in de regio op zoek naar opvang, maar om een goed sluitend aanbod te creëren vonden ze dat zij daar zelf ook een oplossing voor moesten hebben.


Daarom openden ze ruim vijf jaar geleden een woonvoorziening in de binnenstad van Bergen op Zoom, waar jongeren die thuis stagneerden terecht konden. Met negentien plaatsen voor jongeren vanaf zestien jaar werkt daar een begeleidingsteam aan de zelfstandigheid van deze jongeren. Peter licht toe: “De bedoeling is uitstroom, geen long-stay. Na anderhalf, twee jaar moet die stap gezet zijn. Als die stap naar zelfstandigheid niet gezet kan worden, dan is er iets aan de hand en kijken we wat de jongere in kwestie dan nodig heeft. Misschien is dat wel een langdurige beschermde woonplek, en dan gaan we daarnaar op zoek.”


"Hij mag terugkomen als hij weer normaal doet"

Sommige kinderen moeten wat acuter uit huis. Maar opnameplekken in jeugdzorginstellingen zijn er bijna niet meer en pleegzorg voldoet vaak niet omdat de gedragsproblemen te ernstig zijn. Peter: “Daarom zijn we samen met de Viersprong in gesprek gegaan met Gezinshuis.com en zijn we begonnen met het contracteren van gezinshuizen die die crisisfaciliteit konden gaan bieden. Onder de programmanaam ‘Reset4all’ werd het initiatief een feit. Het mooie van een gezinshuis is dat het een welkome omgeving is zoals in een regulier gezin, maar wel met professionele ouders die de problematiek begrijpen.”


De insteek van crisisopvang is om kinderen na drie tot zes weken weer terug te laten keren naar het eigen gezin. Om die terugplaatsing te kunnen bereiken, gaat de praktijk direct met de biologische ouders aan de slag zodra het kind uit huis is geplaatst. Peter: “ Wij merkten dat het kind na uithuisplaatsing ook direct probleemeigenaar werd. Een beetje gechargeerd zegt een ouder: ja, hij mag terugkomen als hij weer normaal doet. Terwijl het probleem natuurlijk zit in de interactie, dáárin is iets scheef gegroeid.”




InPETTO

Een paar jaar geleden richtte Peter in Zevenbergen een nieuwe praktijk voor jeugd-GGZ op, InPETTO genaamd. Peter vertelt hoe hij hiertoe is gekomen: “Op 1 januari 2015 verschoof de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg van de landelijke overheid naar de gemeenten. In die transitie zochten de aanbieders in de regio elkaar op. Zo raakten we in contact met een collega-aanbieder in Roosendaal, KJ Psychologen. Om als kleine praktijken ook een geluid te laten horen aan de overlegtafels, zijn we samen opgetrokken in die transitie. In dat proces beseften we op een gegeven moment dat er in Zevenbergen eigenlijk helemaal geen aanbod was. Zo kwamen we op het idee om daar samen een praktijk te beginnen. Het voordeel is dat we alle disciplines die we in huis hebben, daar kunnen invliegen. Als je een praktijk helemaal vanaf het begin opstart dan is het heel moeilijk om in één keer een psycholoog, orthopedagoog, psychiater, en kinderarts weg te zetten. Maar gezamenlijk hadden we al deze professionals al onder dak en konden we zo van start gaan. Nu houden de kinderarts van Memo en de jeugdpsychiater van KJ daar ook gewoon spreekuur. We vinden het belangrijk dat er in alle kernen in de regio een volledig aanbod is, dus als we interessante kansen zien, dan grijpen we die ook aan.”


Monitoring

Dat de cliënten van Memo gemiddeld heel tevreden zijn laat zich onder meer aflezen van de scores op de CQ-index en de Jeugdthermometer GGZ. Behalve deze tevredenheidsvragenlijsten zet Memo via NETQ Monitoring ook meetinstrumenten in die het effect van de behandeling in kaart brengen. Voor de jeugd wordt de CBCL gebruikt en in de volwassenenzorg de UCL en de OQ. Na de startmeting bij de intake wordt iedere drie maanden een nieuwe meting gedaan.


Peter: “We willen samen met de cliënt monitoren wat er in de behandeling gebeurt. We speuren dan naar trends. Je moet vervolgens wel altijd op zoek gaan naar verklaringen voor die trends, want een trend alleen zegt niet altijd iets. Voor cliënten is het fijn om te zien dat hun inspanningen tot iets leiden. We merken dat ze het prettig vinden om dat te concretiseren. Belangrijk daarbij is dat je goed kunt uitleggen wat de bedoeling ervan is en wat ze kunnen verwachten. Dat betekent dat je daar aan de voorkant van het proces al informatie over moet geven, om te beginnen in de uitnodigingsmail. Maar daarmee ben je er als behandelaar nog niet. Als je als behandelaar de vervolgmetingen geen podium geeft in de behandelkamer, dan gaat de cliënt deze ook niet serieus nemen. Ik vind het zelf altijd een mooi moment in een behandeling als er weer een lijst is ingevuld en ik samen met de cliënt naar de resultaten kijk. Het heeft wel een persoonlijke toelichting nodig. Als behandelaar moet je zicht hebben op het proces van de cliënt om duiding aan de resultaten te kunnen geven.”


Wachtlijsten

Over het algemeen kunnen cliënten snel terecht bij Praktijk Memo. Een opvallend gegeven, want dit is niet in lijn met het landelijke probleem van lange wachtlijsten. Op de vraag hoe we die lijsten in Nederland weg zouden moeten werken, antwoordt Peter: “Wat mij betreft draait het allemaal om het efficiënt inzetten van middelen. Je moet zorgen dat je aan de voorkant goede mensen neerzet die snel en kundig kunnen inschatten wat er nodig is. Er zijn voorbeelden van instellingen die alleen op basis van een verwijsbrief iemand al laten instromen in een zorgprogramma.”


"We moeten niet meer doen dan nodig is"

Peter vervolgt: “Dus stel je voor, je krijgt een verwijsbrief ‘angststoornis’ en komt daarmee meteen in een GGZ-zorgprogramma voor angststoornissen. Dan wacht je eerst zestien weken op een intake, dan zie je de intaker en die zegt dat het helemaal geen angststoornis is en dat je in een ander programma moet zijn. Dat duurt dan wéér een paar weken. Nog los van die langere wachttijd, is die intake dus voor niets geweest. Dat is zonde van de tijd. We moeten niet meer doen dan nodig is.”


Blik op de toekomst

Het uitgangspunt voor de toekomst van Praktijk Memo is voor Peter continuïteit: “We willen een gezonde organisatie blijven en de positie in de regio behouden. Dat betekent dat we mee moeten gaan in de zorgvragen die er leven. We zullen altijd inspelen op ontwikkelingen of zorgvragen die we tegen komen. Tot dusver hebben we op die manier steeds groei gerealiseerd, maar dat is niet mijn primaire doel.”


Een recent voorbeeld van een vernieuwing is het aanbod van Memo dat gericht is op schooluitvallers en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Voor hen is een locatie ingericht waar ze begeleid worden in hun weg terug naar school of werk. Na afloop van het interview neemt Peter ons mee naar deze locatie, op vijf minuten rijden van de stadsboerderij. Het is gezellig druk bij de schooluitvallers die taarten bakken, sporten en creatief bezig zijn. “Willen jullie ook een gebakje?” vraagt een van de meiden.


Aan de overkant van de straat bevindt zich een werkplaats voor hout- en metaalbewerking waar jongeren onder toeziend oog van een leermeester aan een houten tuinhuis werken. Een jongen vertelt dat hij zo enthousiast is geworden over het vak dat hij heeft besloten een officiële opleiding voor timmerman te gaan volgen. Peter: “We willen deze jongeren een goed traject aanbieden waarin we samenwerken met ketenpartners en scholen. Om dat tot een succes te laten leiden is een mooie uitdaging. De toekomst van Memo is dan ook dat we dit soort initiatieven blijven ontwikkelen.”



Peter Steenkist is oprichter en bestuurder van Praktijk Memo, een regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg met hoofdvestiging in Bergen op Zoom. Het zorgaanbod bestaat uit onderzoek en diagnostiek, eerstelijns (generalistische) psychologische zorg, tweedelijns (medisch specialistische) behandeling, preventie, individuele begeleiding, groepsbegeleiding en logeeropvang voor kinderen, wonen met zorg en dagbesteding. Het uitgangspunt van Memo is: ‘één gezin, één plan’.